woensdag 7 maart 2007

Term: Levend fossiel 2/2


In dit vervolg over de term 'levend fossiel' zal ik u voorbeelden geven van planten en bomen die deze naam dragen. Zo'n boom is de ginkgo (Ginkgo biloba). In het Perm, zo'n 299 – 251 miljoen jaar gelden, had deze boomsoort nog 17 familieleden, nu bestaat alleen deze soort nog. Vanaf het Mesozoïcum, 251 miljoen jaar geleden, is deze soort nauwelijks veranderd. De ginkgo kent mannelijke en vrouwelijke exemplaren, de mannelijke bomen worden selectief geplant omdat de vruchten van vrouwelijke soort 'stinken'. Het verschil tussen de twee soorten is te zien als de boom in de bloei staat. De vruchten van deze boom zijn eigenlijk de zaden maar omdat de zaadhuid vlezig is lijkt het meer op een vrucht. Deze 'vruchten' hebben een zilveren gloed. Aan deze 'vruchten' dankt de ginkgo zijn naam, zijn naam is namelijk ontstaan uit de twee Chinese woorden; gin (zilver) en kyo (abrikoos). Een voordeel voor deze boom is dat hij een schors heeft die relatief goed bestand is tegen vuur en hij heeft een natuurlijke weestand tegen luchtvervuiling en radioactieve straling. Deze boom is geen naaldboom en geen loofboom, het is een naaktzadige. Een ander levend fossiel dat ook behoort tot de naaktzadige is de palmvaren (Cycadales). Deze ziet er uit als een kroon van varenbladen op een stevige, dikke stam. Ook al doet de naam dit denken, ze zijn niet verwant aan palmen of varens. Ze zijn eerder verwant aan de coniferen of aan de ginkgo. De palmvarens hebben geen vruchten. Ze komen voor over de hele wereld in tropische gebieden. Bijzonder is dat deze planten haast overal kunnen groeien, bijvoorbeeld in de woestijn, op rotsen, en in zand. Momenteel bestaan er 305 soorten. Dit is dus een soort die de titel levend fossiel heeft gekregen omdat hij nauwelijks afwijkt van zijn fossielen voorouderen. Andere levende fossielen zijn de apenboomfamilie (Araucariaceae) en boomvarens die vooral in het Jura wereldwijd voorkwamen, later in het Krijt werden ze bijna helemaal weggeconcurreerd door grassen en bloemdragende planten. De laatste soorten komen nu nog voor in Oceanië. Al deze soorten wisten dus op het nippertje te overleven, maar bij de Wollemia nobilis is het echt bijzonder dat ze er nu nog zijn. In Australië groeien nu nog maar minder dan 100 van deze bomen in het wild. Fossielen van 90 miljoen jaar geleden zijn hiervan gevonden, hoewel sommige geleerden hun ouderdom schatten op 200 miljoen jaar. Alle exemplaren zijn genetisch identiek, dit wil dus zeggen dat alle bomen op één of twee exemplaren na dood zijn gegaan. Deze hebben zich gelukkig weer weten te vermenigvuldigen, wel ging dus alle genetische diversiteit verloren. Het verschil tussen leven en dood is dus heel klein in de natuur. [Op de afbeelding ziet u recente en fossiele bladeren van de Ginkgo biloba] Afbeeldingen: fossilmuseum, W. Arnold
En de mens, is de mens een levend fossiel?
Nee, gelukkig hebben wij de gorilla's, chimpansees, bonobo's, orang-oetans, en twaalf gibbonsoorten nog.