zondag 18 maart 2007

Extra informatie: zeekatten of sepia's

Ik schrijf dit artikel omdat veel mensen niet weten dat het zogenaamde 'zeeschuim' een inwendig skelet is van een zeekat (Sepia officinalis). Zeekatten behoren tot de weekdieren. Het zijn een soort inktvissen. Deze dieren komen veel voor aan de Nederlandse en Belgische kust. De ongeveer 50 centimeter grote mannelijke dieren worden twee tot drie jaar oud, vrouwtjes maar één jaar. In het voorjaar trekken zeekatten terug naar hun geboortegrond om daar een partner te zoeken om mee te paren. Als er gepaard is blijft het mannetje bij de vrouwtje om op te passen dat ze niet met meer mannetjes paart. Nu kan ze ook veilig de eieren afzetten. Een zeekat doet hier soms wel een hele dag over.Meestal overlijdt het vrouwtje als ze klaar is. Het mannetje gaat dan weer naar warmer water. Vaak worden de eieren afgezet tussen oude visnetten, of bij stokken en takken. Op sommige plaatsen wordt er hiervoor door duikers een speciaal net geplaatst. De eitjes zijn zwart door de inkt, de laatste eieren die ze afzet zijn soms wit omdat de inkt dan op is. Na acht weken komen er één centimer grote exacte kopieën van hun ouders uit het ei zwemmen. Ze kunnen meteen al inkt spuiten bij gevaar, en net als hun ouders van kleur veranderen. Ze blijven nog even dichtbij hun geboortegrond maar zwemmen al snel ver de Noordzee in.
Zeekatten zijn nachtdieren. Ze eten krabben, vissen en garnalen. Deze garnalen vangen ze op een hele bijzondere manier. Ze zwemmen namelijk vlak boven het zand en blazen een soort waterstraal in het zand waarvan de garnalen schrikken. Deze springen het zand uit, en met een vliegensvlugge beweging krijgt de zeekat ze. Een zeekat heeft acht gewone tentakels, maar ook twee lange vangarmen die je alleen ziet als hij zijn prooi grijpt. De prooi wordt gedood door een snavelvormige bek die tussen zijn tentakels zit. Om zelf geen prooi te worden kan hij van kleur veranderen. Tijdens de paring verschieten ze snel van kleur. Ook laten ze door hun kleur zien hoe ze zich voelen. Als een zeekat bijvoorbeeld wit is, dan is hij boos.
De gewone zeekat komt voor van Noorwegen en de Britse Eilanden langs de Europese kusten tot Zuid-Afrika. Hij is ook algemeen in de Middellandse Zee. Hier wordt hij ook commercieel gevist, en gegeten. [De afbeelding toont u het bekende 'zeeschuim']
Afbeelding: Wikimedia Commons

woensdag 7 maart 2007

Term: Levend fossiel 2/2


In dit vervolg over de term 'levend fossiel' zal ik u voorbeelden geven van planten en bomen die deze naam dragen. Zo'n boom is de ginkgo (Ginkgo biloba). In het Perm, zo'n 299 – 251 miljoen jaar gelden, had deze boomsoort nog 17 familieleden, nu bestaat alleen deze soort nog. Vanaf het Mesozoïcum, 251 miljoen jaar geleden, is deze soort nauwelijks veranderd. De ginkgo kent mannelijke en vrouwelijke exemplaren, de mannelijke bomen worden selectief geplant omdat de vruchten van vrouwelijke soort 'stinken'. Het verschil tussen de twee soorten is te zien als de boom in de bloei staat. De vruchten van deze boom zijn eigenlijk de zaden maar omdat de zaadhuid vlezig is lijkt het meer op een vrucht. Deze 'vruchten' hebben een zilveren gloed. Aan deze 'vruchten' dankt de ginkgo zijn naam, zijn naam is namelijk ontstaan uit de twee Chinese woorden; gin (zilver) en kyo (abrikoos). Een voordeel voor deze boom is dat hij een schors heeft die relatief goed bestand is tegen vuur en hij heeft een natuurlijke weestand tegen luchtvervuiling en radioactieve straling. Deze boom is geen naaldboom en geen loofboom, het is een naaktzadige. Een ander levend fossiel dat ook behoort tot de naaktzadige is de palmvaren (Cycadales). Deze ziet er uit als een kroon van varenbladen op een stevige, dikke stam. Ook al doet de naam dit denken, ze zijn niet verwant aan palmen of varens. Ze zijn eerder verwant aan de coniferen of aan de ginkgo. De palmvarens hebben geen vruchten. Ze komen voor over de hele wereld in tropische gebieden. Bijzonder is dat deze planten haast overal kunnen groeien, bijvoorbeeld in de woestijn, op rotsen, en in zand. Momenteel bestaan er 305 soorten. Dit is dus een soort die de titel levend fossiel heeft gekregen omdat hij nauwelijks afwijkt van zijn fossielen voorouderen. Andere levende fossielen zijn de apenboomfamilie (Araucariaceae) en boomvarens die vooral in het Jura wereldwijd voorkwamen, later in het Krijt werden ze bijna helemaal weggeconcurreerd door grassen en bloemdragende planten. De laatste soorten komen nu nog voor in Oceanië. Al deze soorten wisten dus op het nippertje te overleven, maar bij de Wollemia nobilis is het echt bijzonder dat ze er nu nog zijn. In Australië groeien nu nog maar minder dan 100 van deze bomen in het wild. Fossielen van 90 miljoen jaar geleden zijn hiervan gevonden, hoewel sommige geleerden hun ouderdom schatten op 200 miljoen jaar. Alle exemplaren zijn genetisch identiek, dit wil dus zeggen dat alle bomen op één of twee exemplaren na dood zijn gegaan. Deze hebben zich gelukkig weer weten te vermenigvuldigen, wel ging dus alle genetische diversiteit verloren. Het verschil tussen leven en dood is dus heel klein in de natuur. [Op de afbeelding ziet u recente en fossiele bladeren van de Ginkgo biloba] Afbeeldingen: fossilmuseum, W. Arnold
En de mens, is de mens een levend fossiel?
Nee, gelukkig hebben wij de gorilla's, chimpansees, bonobo's, orang-oetans, en twaalf gibbonsoorten nog.

zondag 4 maart 2007

Extra informatie: Roggen

Er zijn ongeveer 340 soorten roggen, deze zijn onderverdeeld in zeven verschillende families: sidderroggen, zaagvissen, gitaarvissen, pijlstaartroggen, eigenlijke roggen, adelaarsroggen en duivelsroggen. De meeste soorten zijn bodembewoners. Ze zwemmen door een golvende beweging te maken met hun borstvinnen. Een voorbeeld van een rog die geen bodembewoner is, is de reuzenmanta (Manta birostris). Dit is de grootste soort rog en word dan ook zo'n vijf meter (spanwijdte zeven meter). Hij leeft van plankton en kleine visjes die hij uit het water filtert. Zijn mond zit aan de voorkant, en dus niet zoals bij de andere roggen aan de onderkant. Hij is zwart / blauw en aan de onderkant wit. Ze worden maximaal twintig jaar. Iets bijzonder is dat deze rog haar jongen compleet ontwikkeld ter wereld brengt, dit gebeurt bij geen enkele andere soort. Niet alle roggen zwemmen in zee; enkele soorten leven in zoet water, bijvoorbeeld de pauwoogzoetwaterrog (Potamotrygon motoro). Dit is een bewoner van Zuid-Amerikaanse rivieren. Hier voedt hij zich met garnalen, kleine vissen, schaaldieren en wormen. Zelf is hij eten in de ogen van kaaimannen en grote vissen, maar meestal zoeken ze wel naar een makkelijkere prooi. Deze rog heeft een geweldige schutkleur waardoor hij nauwelijks te onderscheiden is van zijn ondergrond, mocht hij toch in gevaar komen dan deelt hij een paar zeer gevaarlijke steken uit. Een andere soort is in 2006 in het nieuws gekomen door Steve Irwin te steken in de hartstreek waaraan hij overleed. Dit was het derde slachtoffer dat na een steek van de pijlstaartrog (Dasyatidae) overleed. Pijlstaartroggen staan er niet om bekend agressief te zijn. Meestal is wegzwemmen hun eerste reactie bij gevaar. Alleen als hij wordt aangevallen of als iemand per ongeluk op hem stapt zwaait hij zijn lange staart omhoog met aan het uiteinde daarvan een scherpe giftige stekel. Maar de meest soorten zijn vredige beesten. Over de paring van de rog is weinig bekend. Wel kun je op de Belgische en Nederlandse kust eierkapsels aantreffen van de stekelrog (Raja clavata).
[Op de afbeelding staat het eierkapsel van de stekelrog.] Afbeelding: http://www.digitalnature.org

Term: Levend fossiel 1/2


Met de term 'levend fossiel' wordt een soort bedoeld waarvan al zijn familie is uitgestorven. Dit kan bij een plant, dier, en bacterie het geval zijn. De term wordt in het bijzonder gebruikt als de familie verder alleen fossiel bekend is of als de soort amper afwijkt van zijn fossiele vormen. Als voorbeeld neem ik de Coelacanten familie. Van deze familie kwastvinnige vissen werd voor zijn ontdekking in 1939 aangenomen dat ze al 80 miljoen jaar geleden totaal waren uitgestorven. Een ander, waarschijnlijk bekender, levend fossiel is de degenkrab (Limulidae). Hij is de enige nog levende soort van de zwaardstaarten (Xiphosura). De fossielen van de degenkrab komen zonder verschillen over op de recente degenkrab. Dit wil benadrukken dat de degenkrab al ruim 360 miljoen jaar niet veranderd is. Ter vergelijking: de moderne mens (Homo sapiens) leeft pas 200.000 jaar op aarde. De degenkrab is dus al ruim 1800 keer ouder. Ze eten trouwens mosselen en wormen die ze vinden door op de bodem heen en weer te woelen. In het voorjaar bij volle maan komen deze krabben massaal met miljoenen naar de kust. Hier zetten de vrouwtjes hun eieren af waarna de mannetjes, die trouwens bijna 2 keer zo klein zijn, ze bevruchten. Nog een ander levend fossiel is de Nautilus. Dit is een inktvis die familie is van de uitgestoven ammonieten. Het is tevens haast de enige inktvissoort met een uitwendige schelp. Dit beest heeft in zijn schelp allemaal kamers waarin hij gas kan laten stromen. Als hij dit doet gaat hij recht omhaag, als hij het weer laat ontsnappen daalt hij recht omlaag. Door dit systeem heeft hij zich kunnen afscheiden van alle dieren die over de oceaanbodem kruipen, en door te leven in de open zee had de Nautilus meer overlevingskansen. Het zijn rovers die vooral 's nachts actief zijn. Ze jagen in groepen. Longvissen en de brughagedissen dragen ook de naam levend fossiel. Maar ook planten komen voor als levend fossiel... Dit kunt u lezen in het vervolg dat binnenkort op de website zal verschijnen.
[Op de foto's ziet u de degenkrab. Het bovenste fossiel komt trouwens uit Solnhofen waar wij als redactie heen gaat in de meivakantie van de opbrengst van de Bäredräck. De tweede foto toont u de paring.] Afbeeldingen: mineralien-basel, nadarwin

Term: Fauna

De wereld zit vol met leven. Planten en dieren. De groep dieren wordt fauna genoemd. (De groep planten heet flora.) Er zijn verschillende soorten fauna:
- Cryofauna: Alle dieren die in of dicht bij landijs of pakijs leven. (Pakijs drijft op zee, landijs ligt op land.)
- Cryptofauna: Zeldzame en bedreigde diersoorten. Ook Mythische dieren. Dit zijn dieren uit sprookjes. Crypto komt van het Griekse woord "kruptos" dat "geheim" betekent.
- Epifauna: Organismen die in zuurstofarme omgevingen of op de oppervlakten van sedimenten leven. Sediment is de benaming voor deeltjes die door water, wind of ijs verplaatst worden.
- Infauna Waterorganismen die in speciale omgevingen als sedimenten of de bodem leven.
- Megafauna: Deze groep bestaat uit grote dieren. Mega komt namelijk van het Griekse woord "megas" dat "groot" betekent.
- Macrofauna: Alle ongewervelde dieren (dieren zonder ruggengraat) die in het water leven, en met het 'blote oog' te zien zijn. (97% van alle dieren is ongewerveld). Macros komt van het Griekse woord "makros" dat "groot" betekent.
- Meiofauna: Dit is een diergroep waarvan alle diertjes kleiner zijn dan twee millimeter. Ze leven in de met water gevulde holtes tussen zandkorrels.
- Microfauna: Deze groep bestaat uit zeer kleine dieren en microscopisch kleine organismen. Micro komt van het Griekse woord "mikros" dat "klein" betekent.
- Mesofauna: Ongewervelde macroscopische dieren die leven onder de grond, zoals wormen.

Dit zijn slechts enkele soorten fauna. Andere voorbeelden zijn avifauna dat de wereld van de vogels betekent, en de diergroep piscifauna voor de vissen. In de eerste Bäredräck van 2007 hebben we het over alle faunasoorten die onderwater leven.

Met dank aan Hike-Flurina Hiemstra. Ze vertaalde alle latijnse namen voor ons, bedankt!

zaterdag 3 maart 2007

Extra informatie: Sikkelvincitroenhaaien

Haaien zijn fasinerende kraakbeenvissen. Ik heb me gericht op een tamelijk onbekende soort, de sikkelvincitroenhaai (Negaprion acutidens),en er allerlei informatie over bij elkaar gesprokkeld.
Deze haai uit de familie van de roofhaaien (Carcharhinidae) kan een lengte van 380 cm bereiken. Het lichaam van deze vis heeft een langgerekte vorm. De kleur is gelig bruin en beneden bleker. Hij heeft een brede stompe snuit. Je moet hem vooral niet uitdagen.
De sikkelvincitroenhaai is een zout-, brakwater vis die voorkomt in een tropisch klimaat. Hij is veel te vinden in kustwateren zoals lagunes, estuaria, koraalriffen, en (brakke) zeeën. De nakomelingen van deze haaiensoort komen niet uit een ei, maar groeien in de buik van hun moeder. Elk nest bevat 1/11 jongen. Bij geboorte meten ze zo'n 45 centimeter. De sikkelvincitroenhaai is een echte rover en eet onder andere kleinere haaiensoorten, macrofauna en pijlstaartroggen. Deze haai is van aanzienlijk commercieel belang voor visserij. Hij wordt vers, maar ook gedroogd gegeten. Van zijn vinnen wordt regelmatig haaienvinnensoep gekookt. Afbeelding: fischbase

Extra informatie: Wulken

De wulk (Buccinum undatum) is de grootste slak uit de Noordzee. Het is evenals een carnivoor (vleeseter) als een aaseter. Hij word 10-12 centimeter lang en ongeveer 30 jaar oud. Hij leeft in het Noordwesten en het Noordoosten van de Atlantische Oceaan. Zijn schelp spoelt zeer regelmatig aan, maar behalve zijn schelp laat de wulk nog een spoor achter op de Nederlandse stranden: zijn eierkapsels. Hier zal ik u wat meer over vertellen. Van oktober tot maart vindt de paring plaats van de wulk. In deze tijd zoeken de wulken elkaar op. Veel weekdieren hebben beide geslachten of wisselen halverwege hun leven van geslacht. De wulk kent daar in tegen aparte seksen. Alleen de vrouwtjes kunnen eieren leggen. Ze leggen deze tussen planten of rotsblokken in vuistgrote kapsels van allemaal kleine capsules die kleiner zijn dan één cm. Een groepje zet tegelijkertijd hun eieren af en produceert dus een gezamenlijk eierkapsel. In elke capsule zitten meerdere eieren, toch blijven van de honderden tot duizenden eieren maar enkele leven. Dit komt omdat de slakjes in hun capsule blijven leven tot ze een groter en steviger huisje hebben van zo'n drie mm. Tot die tijd leven de eerst uitgekomen larven van de nog niet uitgekomen eieren, hierdoor blijven alleen de sterkste over. Dit gedrag zie je ook bij spinnen en enkele kikker soorten. Als de kleine slakjes de capsules hebben verlaten blijft een heel licht, moeilijk te verteren, leeg omhulsel over. Dit spoelt vaak aan in de zomer. [Op de afbeelding ziet u zo'n eierkapsel.]
Afbeelding: http://www.digitalnature.org